Is de coating zodanig beschadigd dat de leiding direct contact maakt met de bodem, dan faalt het primaire systeem en neemt de kathodische bescherming het over. Idealiter blijft de coating intact, maar onder de grond is dit niet altijd te controleren.
DCVG-metingen
Met DCVG-metingen (Direct Current Voltage Gradient) kunnen beschadigingen in de coating bovengronds worden opgespoord tot op circa 30 centimeter nauwkeurig. Ook wordt zichtbaar hoe groot de beschadiging is.
De DCVG-techniek wordt onder andere toegepast bij:
• Oplevering van nieuwe leidingdelen (commissioning)
• Opsporen van grote coatingbeschadigingen om de beschermstroom van de KB-installatie te verlagen
• Inzicht krijgen in de algehele staat van de coating
• Controlemetingen na (illegale) graafwerkzaamheden
• Garantiemetingen, bijvoorbeeld één jaar na oplevering (afhankelijk van de overeenkomst)

CIP-metingen
Naast DCVG-metingen kan ook een CIP-survey (Close Interval Potential) worden uitgevoerd om potentiaalverschillen in de bodem te meten.
Bij coatingbeschadigingen ontstaat er lokaal een kleiner potentiaalverschil tussen leiding en bodem, omdat daar direct contact plaatsvindt. Dit vormt een zogeheten potentiaaltrechter, die bovengronds kan worden gemeten met een CIP-survey.
Het potentiaalverschil wordt steeds vergeleken met een ongestoorde bodem. Omdat vooraf niet bekend is waar of hoeveel beschadigingen aanwezig zijn, wordt doorgaans elke 50 centimeter tot 1 meter gemeten — afhankelijk van de leeftijd en het type coating.
Een bijkomend voordeel van CIP-metingen is dat ook verstoringen van vreemdgeleiders in de bodem worden opgespoord. Zo kan bijvoorbeeld een verbinding met een aardingssysteem een duidelijke trechter vormen, wat waardevolle aanvullende informatie oplevert.


